13 april 2021, kwart over 4. Enigszins gehaast ga ik nog even tanken. Voor de shop staat een bord: “Zorg voor jezelf, zorg voor elkaar. max. 4 personen”. Ik sla een blik naar binnen: een kassière achter plexiglas. Niet uit angst voor ‘het roven’, maar uit bescherming voor ‘het krijgen’… Zoals dat tegenwoordig ‘normaal’ is.
Ik tel… Eén man aan de balie. Anderhalve meter er achter een moeder met een klein mannetje. Maar dat kindje telt eigenlijk niet mee… Anderhalve meter daar achter een oudere man. Ja, ik ben nummer vier en mag naar binnen. Ik pak nog wat uit een schap en neem maar even elders in de shop mijn plaats in.
Er komt nog een jonge gast de winkel in. Hij heeft zijn scooter bijgetankt. Ietsje geïrriteerd denk ik: er zijn al vier mensen in de winkel. Hij ziet toch wel dat ik nummer 4 ben..?! Hij kijkt me aan, maar sluit aan in de rij, vóór mij. Ik laat het gebeuren… Hoewel ik haast heb vermaan ik mezelf tot rust. Wat maakt het uit, vijf minuten meer of minder.
Inmiddels is de moeder met het jongetje aan de beurt en ik hoor opeens een lief helder stemmetje zeggen: “Kijk”. Het jongetje strekt zijn armpje omhoog, en laat een geknakt en verwelkt paardenbloemetje zien aan de voor hem onbekende mevrouw. De kassière achter het glas reageert er leuk op: “Wat een mooi bloemetje hè, die moet je wel op water zetten hoor”. Het jongetje antwoordt en zegt: “JIJ mag hem hebben!”. Hij wordt opgetild door zijn moeder en legt het bloemetje in het geldbakje. De kassière trekt het naar zich toe. “Wat lief van jou! Bedankt hoor”.
Oprecht blij zie ik het jongetje naar buiten huppelen. Hij heeft geen mondkapje op en ik zie zijn stralende lach van oor tot oor. Een blijde moeder er achter aan. Ik kijk naar de jongen voor me. Hij straalt ook… Ik voel en zie het, ondanks zijn mondkapje. En ook ik ben warm van binnen en sta te glimmen.
De jongen voor me staat inmiddels bij de kassa en kan zich niet langer inhouden. “Als je dáár nog niet blij van wordt, dan weet ik het ook niet meer”, roept hij uit. Ik beaam het onmiddellijk! De jongste generatie, het kind dat eigenlijk niet mee telt (in de Coronaregels), maakte het verschil! Ja, we kregen een les… Hoe het veel zaliger is om te geven, dan te ontvangen. Te worden als een kind.
Tegelijk was ik ook diep blij, dat het jongetje door zijn moeder zo volwaardig werd opgetild: dat hij mocht geven wat hij kon en wilde geven. En ook dankbaar dat de kassière dit lieve gebaar kon zien, erkennen, ontvangen en waarderen.
Ik voel een sfeer van onderlinge verbondenheid met elkaar, in het genieten van dit gevende kind. We hebben geen haast meer en geen irritatie. We zíen elkaar opeens, met andere ogen… Door het geven van het kind, is er liefde gaan stromen!
Ik loop de shop uit en zie de jonge gast op zijn scooter zitten. We groeten elkaar nog een keer. Zonder het te zeggen, zien we het aan elkaar: “Onze dag kan niet meer stuk”.