Prachtige rode sundavilles had ik gekregen. ‘K had ze gepoot in een stenen pot en bij de voordeur gezet. Ze deden het schitterend. Elke keer als ‘k er langs liep genoot ik er van. Op een avond had ik de pot schoongemaakt, de uitgebloeide bloemen er uit gehaald. Ik stond er nog eens naar te kijken en zei: “Je zou het zo in kunnen pakken in cellofaanfolie. Een prachtig cadeau om weg te geven”.
De volgende ochtend stapte ik naar buiten. Ik dacht: “Er is iets veranderd. Het is kaal hier”. Opeens drong het tot me door. Mijn pot… was verdwenen! Wat sta je dan toch raar te kijken. Flink verontwaardigd was ik! ‘K keek links en rechts en ook alle mooie bloemen bij de buren waren verdwenen. In de hele straat was alles weggehaald. Een triest gezicht… Rondjes en vierkantjes van zand, potafdrukken op de stenen. Hier heeft een pot gestaan, daar heeft een bak gestaan. Ik kon het niet begrijpen! Wie neemt er nou toch bloempotten van een ander mee. Waarom? Waarvoor? De bloemen die ik notabene had gekregen. Waar ik goed voor zorgde en zo van genoot. Wat een onrecht…
Dan maar geen pot aan de voordeur, besloot ik. Maar na verloop van tijd, sleet de schade. Ik wilde toch wel graag een gezellige entree. In de winkel trof ik een hoge smalle kunststof pot. Die ga ik vullen met stenen, dacht ik. Dan nemen ze hem vast niet meer mee. Ik vulde mijn pot met stenen en zand. Voor mij was ie zwaar geworden. Er heeft inmiddels van alles in mijn pot aan de voordeur gestaan. Zomerplantjes, bolchrysanten, heide, viooltjes. Ik genoot er van. Ik kreeg er weer vertrouwen in…
Inmiddels zijn we twee jaar verder. Prachtige witte sundavilles had ik gekregen, aan het begin van de zomer. Ik had ze gepoot in mijn pot aan de voordeur. Elke keer als ‘k er langs liep genoot ik er van. Voordat ik een paar dagen weg ging, had ik de pot nog schoongemaakt. De uitgebloeide bloemen er uit gehaald. Een extra dosis water gegeven. Ik stond er nog eens naar te kijken en genoot van de prachtige bloemenzee.
Bij terugkomst… Er is iets veranderd, dacht ik. En ja, je raadt het al. Mijn pot was verdwenen. Opnieuw verdwenen. Opnieuw gestolen. Ik stond perplex. Even kwam er nog op in mijn gedachten: misschien heeft iemand uit de buurt hem apart genomen en er voor gezorgd. Het was immers erg warm geweest. Misschien had iemand zich over mijn pot ontfermd. Het onrecht wilde niet binnenkomen… Dit kon toch niet waar zijn… Maar het was waar. Dit keer was niet alles uit de straat meegenomen, maar wel mijn mooie witte sundavilles.
Bizar hè. Weer was mijn eerste reactie verontwaardiging. Totdat het plaatsmaakte voor de gedachte: Ik hoop maar dat ze er van genieten…
Hoe komt het dat deze mensen bloemen stelen, vroeg ik me af. Waarom hebben ze behoefte aan bloemen? Welke tekorten zouden er zijn in hun leven? Welk onrecht zou er plaatsgevonden hebben in hun leven? Waarom geven ze onrecht door aan anderen?
Hoe verdrietig als ervaren onrecht of tekorten doorgegeven worden. En als er bewust of onbewust ‘genomen’ wordt, waarbij we de ander onrecht aandoen. Als er onvoldoende vertrouwen opgebouwd is in geven en ontvangen.
Hadden ze maar aangebeld. Hadden ze ‘t maar verteld… Hun gebrek, hun nood, hun geleden onrecht… Ik had er een cellofaanfolie om heen gedaan. Een prachtig cadeau om weg te geven… Wat zou ik daar van hebben genoten.
Ik ga opnieuw een bloempot bij mijn voordeur zetten… Wie weet…